Balanceren tussen kunst en architectuur

Joris Van de Moortel is kunstenaar, muzikant en performer. In zijn werk overlappen de verschillende disciplines elkaar. Met restanten van een eerder optreden, zoals kapotte instrumenten, gaat hij aan de slag om een installatie of nieuw werk te maken. “Voor mij is het belangrijk dat bepaalde werken die ik maak vooraf ook écht gebeurd zijn, buiten mijn atelier en voor een publiek.”
Waarom is het voor jou essentieel om ook buiten je atelier te werken?
Joris Van de Moortel: “Neem nu een kapotte gitaar die ik gebruik in een installatie. Die zou ik nooit gewoon in mijn atelier kapotslaan, wat verf en was erover gieten en het geheel in brand steken. Dat doe ik tijdens een optreden in de publieke ruimte wel, want zoiets vergt een heel andere ingesteldheid. Je bent beperkt in tijd en hebt een publiek. De adrenaline die zo’n live performance met zich meebrengt, doet me andere beslissingen nemen dan wanneer ik hetzelfde werk in mijn atelier zou maken.”
De omgeving of situatie waarin je een werk maakt, beïnvloedt dus ook het resultaat?
“Zeker. Iets waar ik ook veel mee bezig ben, en wat mij enorm boeit, is de transitie van een maquette naar een installatie van pakweg 10 op 5 meter. Om de maquette te vertalen naar een groot werk moet ik op zoek naar materialen die naadloos bij m’n oorspronkelijke idee aansluiten, maar ook technisch sterk genoeg zijn. Je verliest dus bepaalde details, maar aan de andere kant kan je ook weer interessante elementen toevoegen. Zoals neon die echt brandt of luidsprekers waar muziek uitkomt.”
Op zo’n moment lijken kunst en architectuur heel dicht bij elkaar te komen. Wat is volgens jou de relatie tussen die twee?
“Als kunstenaar ben ik inderdaad ook bezig met de technische aspecten. Ik denk na over hoe ik een installatie het best installeer, of over wat wel en niet kan in een bepaalde omgeving. Ik vind het boeiend om mijn werk aan zulke externe factoren te onderwerpen. Maar mocht ik altijd op die manier willen werken, dan was ik wel architect geworden. Gordon Matta-Clark, een kunstenaar die vaak balanceerde op de rand tussen kunst en architectuur, stelde: ‘Vanaf het moment dat er loodgieterij aan te pas komt, is het architectuur.’ Kunst heeft geen nut in de meest letterlijke betekenis van het woord.”
Sommige gebouwen balanceren op de rand van kunst. Hoe zie je de verhouding tussen kunst en architectuur in dat soort ontwerpen?
“Zulke gebouwen worden soms genekt door het praktische aspect. Neem bijvoorbeeld het station in Luik: daar zijn veel praktische zaken weggelaten om de architectuur te laten gelden, met als gevolg dat het station zeer moeilijk te onderhouden is. Hetzelfde geldt voor een prachtig nieuw appartementsgebouw waar je de vuilzakken op de terrassen ziet staan. Je kan een gebouw nog zo goed ontwerpen, het is degene die het gebruikt die het ook voor een deel maakt. Dat is het boeiende aan architectuur.”
Geldt dat ook voor kunst in de publieke ruimte? Wordt die voor een deel gemaakt door het publiek?
“Minder, want het publiek kan er ook voor kiezen om kunst totaal te negeren. Voor mij is dat één van de essenties van kunst in de publieke ruimte: je stelt je werk open aan een publiek dat er niet om gevraagd heeft.”
Welke functie heeft kunst in de publieke ruimte dan voor jou?
“Volgens mij is het essentieel dat het werk een zekere noodzakelijkheid afdwingt. Dat je voelt: het was nodig dat dit kunstwerk aan deze ruimte werd toegevoegd. Als je het wegneemt, moet er een soort leegte ontstaan, geen opluchting.”
Stel: je mag één plaats ter wereld kiezen waar je een werk mag neerzetten. Welke plek kies je?
“Dan kies ik de mooiste plek in West-Vlaanderen! Misschien belandt dit magazine wel in de handen van partners die boeiend zijn om mee samen te werken. Mijn antwoord op deze vraag is dus, voorstellen zijn meer dan welkom.”