Kleiner wonen is de toekomst

24/03/2021
in Betrouwbare partner

Vanwaar komt de tendens om kleiner te wonen? 

Matthieu Pacco: “De kost is uiteraard een belangrijke factor, maar er zijn ook andere maatschappelijke trends die kleiner wonen in de hand werken. Vroeger kochten jonge mensen een huis voor de rest van hun leven, nu is dat minder het geval. Mensen kopen en verkopen sneller in functie van hun levensfase. Daarnaast zijn er stedenbouwkundige voorschriften die een optimaal ruimtegebruik vereisen. Alle ruimte die we verharden, moeten we zo efficiënt mogelijk bebouwen.”

Sander Plets: “Zeker in binnenstedelijke gebieden is deze tendens voelbaar, omdat de beschikbare ruimte daar schaarser is en de grondprijs hoger ligt. Maar dit is ook een algemene tendens, die in mijn ogen in de hand gewerkt wordt doordat bouwen en verbouwen steeds duurder worden door bijvoorbeeld strengere energie-eisen.”

Cedric Oliver: “Ik voel deze evolutie al heel mijn carrière. De laatste 20 jaar zijn de prijzen alleen maar gestegen. Vroeger had nog 85% van de Vlamingen een eigen woning en dat cijfer zakt stelselmatig. Daardoor worden woningen op de koopmarkt kleiner, maar ook op de huurmarkt zal die shift zich doorzetten. Daar speelt ION nu op in met het ION Residential Platform (IRP): een joint venture met Bouwinvest en CBRE Global Investment Partners die 280 miljoen euro zal investeren in de residentiële huurmarkt.”

Wat betekent de stijgende vraag naar kleinere woningen voor ION-projecten? 

Cedric Olivier: “Als ontwikkelaar moeten we aandacht schenken aan die evolutie. In assistentiewoningen en studentenhuisvesting zetten we al langer in op kleinere privatieve delen en grote gemeenschappelijke ruimtes. In ons project Flint in Leuven zijn er naast studentenkamers bijvoorbeeld ook een collectieve keuken en sanitair, een fitnessruimte, een studeerplaats, een binnen- en een buitentuin. Zulke projecten zijn voorlopers op wat we later ook in residentiële projecten zullen toepassen. We zien dat jongere mensen daarvoor open staan. Om wonen betaalbaar te houden, hoeven ze niet per se een eigen huis met een afgebakende tuin. Daarom zetten we in op collectief groen, zoals in onze projecten Nieuwland en Suikerpark. Gemeenschappelijke binnenruimtes zijn ook een denkpiste, denk maar aan een gemeenschappelijke wasplaats of een klein zaaltje om vrienden of familie te ontvangen.”

Heeft de coronacrisis een impact op de tendens van kleiner wonen? 

Sander Plets: “Het belang van een kwalitatieve, grote buitenruimte zal zeker meer doorwegen dan dit voor de coronacrisis het geval was, dat merken wij ook in de huidige verkopen. We zien ook dat collectieve buitenruimtes, zeker in binnenstedelijke gebieden, steeds meer aan belang winnen. Daarbij hebben eigenaars dan een kleinere privatieve buitenruimte, maar delen ook een grotere collectieve tuin met een aantal medebewoners.”

Matthieu Pacco: “We zien inderdaad al even de evolutie naar een eigen huis met gedeelde buitenruimtes, waarbij gemeenschappen efficiënter gebruik maken van groen. Wat geeft meer levenskwaliteit: 20 huizen met elk een eigen tuin van 50 m² of 20 huizen met elk een tuin van 10 m² en een collectieve parktuin van 800m²? Een simpel voorbeeld dat veel duidelijk maakt. Ik geloof aan de andere kant ook dat we door de coronacrisis even goed kunnen meemaken dat de trend naar toenemende collectiviteit wat wordt teruggeschroefd.

Meer collectieve ruimte betekent minder private ruimte. Welke rol speelt een multifunctioneel interieur hierin? 

Cedric Olivier: “Nu kleiner wonen in opmars is, zien we inderdaad dat er multifunctionele meubels ontworpen worden. Vooral dan in onze projecten aan de kust, want daar zijn de vierkante meters nog schaarser. Ik denk bijvoorbeeld aan een tafel die ingeklapt kan worden in een ingemaakte kast. Of een slaapkamer met inklapbaar bed dat ook dienstdoet als bureauruimte.” 

Sander Plets: “Het is zeker een meerwaarde om een polyvalente ruimte in huis te voorzien. Zo kan je een TV-hoek combineren met een bureau, of een TV-hoek en speelruimte voor de kinderen. Het is interessant als ruimtes kunnen aanpassen met het gezin, waarbij slaapkamers worden gecreëerd voor nieuwe gezinsleden, of samengevoegd wanneer de kinderen het nest verlaten.”

Zijn er bepaalde factoren die een woning met een beperkte oppervlakte kunnen maken of breken? 

Elke Deceuninck: “Het is belangrijk dat je inzet op eenheid. De lichtinval is een eerste factor: hoe meer licht, hoe ruimtelijker een woning aanvoelt. Daarnaast is het belangrijk dat ruimtes een verlengstuk zijn van elkaar. Om dat te bekomen, is doorkijk tussen de verschillende ruimtes en het doortrekken van materialen essentieel. Je vermijdt daarbij best kleine, afgesloten ruimtes met weinig opbergmogelijkheden. Door ook je buitenruimte in te zetten als een verlenging van de woning, win je kostbare oppervlakte.”

Welke slimme oplossingen zijn er om technieken zo compact mogelijk op te bergen? 

Matthieu Pacco: “De belangrijkste technologie die wij hiervoor inzetten zijn warmtenetten. Door collectieve warmte te voorzien, bespaar je niet alleen kosten, maar ook ruimte. Een warmtewisselaar is een stuk compacter dan een klassieke cv-ketel. Ik denk wel dat onze sector hier nog in de ‘prehistorie’ zit in vergelijking met welke technologische evoluties en innovaties er zijn geweest in pakweg de IT- of automobielsector. Er zijn nog heel wat mogelijkheden waar we in de toekomst in kunnen groeien.”

Sander Plets: “Indien we met een warmtenet werken, zal er meestal ook vloerverwarming inbegrepen zijn.  Dat spaart nog eens extra ruimte uit voor radiatoren in de woningen, die dan niet langer hoeven voorzien te worden. Het is een duurzaam en energiezuinig systeem, dat ideaal aansluit bij kleiner wonen.”